Prioriteiten en indicatoren
Prioriteiten
Leren Loont! Rotterdams onderwijsbeleid 2015-2018:
• Vliegende start
• Kwaliteit door schoolontwikkeling
• De beste leraren
• Vakmanschap
• Aansluiting onderwijs en jeugdhulp
Toelichting prioriteiten
In Leren Loont! Rotterdams onderwijsbeleid 2015-2018 liggen de accenten op verdere verbetering van de onderwijsresultaten. Het programma bestaat uit de onderdelen vliegende start, kwaliteit door schoolontwikkeling, de beste leraren, vakmanschap en aansluiting onderwijs en jeugdhulp. Eind 2016 heeft de gemeenteraad de derde halfjaarlijkse voortgangsrapportage van Leren Loont! ontvangen, tegelijkertijd met de Staat van het Rotterdams onderwijs. Hierin is te zien dat op elk thema vooruitgang is geboekt. Wel is gebleken dat extra inspanningen nodig zijn om zwakke scholen te voorkomen en om het lerarentekort te kunnen opvangen. Hiertoe heeft de gemeente eind 2016 aangekondigd samen met schoolbesturen een plan van aanpak zwakke scholen en een lerarenagenda op te zullen stellen.
Vliegende start
Met de harmonisatie van het peuterwerk, de kinderopvang en groepen 0 gaat Rotterdam de kansenongelijkheid tegen; de gemeente biedt aan ieder Rotterdams kind hetzelfde aanbod, van grote kwaliteit en beter aangesloten op het onderwijs. De harmonisatie verloopt voortvarend. Bijna alle peuterspeelzalen zijn begin 2016 omgezet naar kinderdagverblijven. De middelen die hierdoor vrijgekomen zijn, zijn geïnvesteerd in de kwaliteit van de voorzieningen. De groepen 0 ‘nieuwe stijl’ richten we in volgens de laatste inzichten: een personeelsmix van goed opgeleide mbo’s en hbo’ers, een doorgaande leerlijn, permanente educatie, een erkend programma en opbrengstgericht werken met een kindvolgsysteem. Het aantal groepen 0 is sterk uitgebreid van 227 in 2015 naar meer dan 500 in 2016. De kwaliteit van de voorschoolse voorziening in Rotterdam is volgens de inspectie gemiddeld goed. Hoewel nog niet alle kinderen vanaf 2 jaar een plek hebben op een voorschoolse voorziening, ligt de hoogte van het aanbod op schema. Naar verwachting zal in 2018 het aantal kinderen op de wachtlijst dalen tot 0.
Kwaliteit door schoolontwikkeling
De onderwijsresultaten in Rotterdam stijgen, zowel in het po, het vo als het mbo. Het Rotterdamse onderwijs slaagt er in de volle breedte in om meer uit hun leerlingen te halen: de eindtoetsscore haalt het landelijk gemiddelde in. In 2011 bleef de score van de Rotterdamse leerling nog 3,6 punten achter op het landelijk gemiddelde, in 2016 was dat nog maar 1,8. En op alle niveaus worden Rotterdamse leerlingen beter in taal en rekenen. Bij instroom haalt 73% van de Rotterdamse leerlingen referentieniveau 1F, aan het einde van leerjaar twee is dit 84%. De landelijke norm is 75%. In het mbo verbeteren de resultaten en wordt het opleidingsniveau hoger. Het aantal studenten op mbo 1 en 2 niveau neemt af, op mbo 3 niveau blijft dat aantal stabiel, terwijl het aantal op mbo 4 niveau stijgt.
Het aantal zwakke basisscholen in Rotterdam blijft een zorg. Hoewel zwakke basisscholen zich vaak snel herstellen tot een voldoende kwaliteit, komen er nieuwe zwakke scholen bij. Het aantal is in 2016 constant gebleven. In 2016 hebben we daarom een plan van aanpak tegen zwakke scholen aangekondigd.
Het schoolontwikkelingsbudget wordt door scholen ingezet voor schoolontwikkeling, professionalisering van leerkrachten, verbetering van taal- en rekenonderwijs en ten behoeve van de doorgaande leerlijn om resultaten te verbeteren.
De beste leraren
Een deel van het budget voor schoolontwikkeling wordt gebruikt voor de ontwikkeling van leerkrachten, individueel of als team. Het aantal onbevoegde leraren in het vo is verminderd. Daarnaast heeft het college dit jaar ingezet op het werven, aan de stad binden en professionaliseren van leerkrachten, want we hebben meer en de beste leraren nodig in Rotterdam. Daartoe hebben we de Rotterdamse Leraren cao ontwikkeld. Deze bestaat uit de lerarenbeurs, de excellentieleergang, de Rotterdampas en de welkomstpremie.
In 2016 hebben we onder andere: 449 lerarenbeurzen toegekend, die leraren in staat stelt zich te professionaliseren, 8.130 medewerkers in het Rotterdamse onderwijs een gratis Rotterdampas aangeboden en is de eerste Erasmus Excellentie leergang van start gegaan met 16 deelnemers. Om het lerarentekort verder het hoofd te kunnen bieden hebben we eind 2016 een aanvullende lerarenagenda aangekondigd.
Vakmanschap
Met de oprichting van het Techniekcollege door Albeda en Zadkine en de borging in vakcolleges is de aansluiting op de arbeidsmarkt in Rotterdam verbeterd. Meer leerlingen in Rotterdam kiezen voor de groeisector techniek. Gemeente, onderwijs en het bedrijfsleven werken samen aan de opstelling en uitvoering van een Rotterdams Techniekpact, een Zorgpact en een Foodpact, om de aansluiting op de arbeidsmarkt verder te verbeteren. In het hele onderwijs is loopbaanleren een speerpunt, zo wordt in het primair onderwijs excursies en lessenseries georganiseerd om kennis te maken met beroepen, zijn er twee ambassadeurs gestart en is de leerroutekaart ontwikkeld. Door deze inzet groeit de aandacht voor deze sector op school: in schooljaar 2015/2016 besteedden 49 basisscholen speciale aandacht aan Kiezen voor Techniek en in schooljaar 2016/2017 waren dat er in 2016 al 66. In schooljaar 2015/2016 hadden 54 basisscholen techniek in hun curriculum en dat is toegenomen naar 112 basisscholen in schooljaar 2016/2017.
Voor de leerlingen van het praktijkonderwijs zal in schooljaar 2016-2017 voor het eerst de opleiding met een diploma afgesloten worden. De eerste lichting diploma’s wordt voorjaar 2017 uitgereikt.
Dit jaar hebben diverse investeringen plaatsgevonden in professionalisering van wetenschap en techniek in het basisonderwijs. Zo biedt de tool Techfinder materialen en lesbrieven. Er is een talentkaart voor leerkrachten ontwikkeld, die handvatten biedt om met techniektalenten in de klas aan de slag te gaan. Verder is een digitale Rotterdamse W&T-wijzer in ontwikkeling die helpt wetenschap en technologie in de lessen te integreren.
Aansluiting onderwijs en jeugdhulp
Het recht op onderwijs geldt voor alle kinderen. Het is aan de overheid om dit recht te borgen. Daarom gaan in Rotterdam sinds 2016 twintig kinderen naar school die voorheen geen onderwijs konden volgen als gevolg van hun ziekte. Dit dankzij een nieuw aanbod van onderwijszorgarrangementen op maat. Het gaat om twee onderwijszorgarrangementen: Maatwerk in regulier onderwijs en Combinatie onderwijs en jeugdhulp voor leerlingen op het (V)SO en kinderen in een zorginstelling. Er is voor gekozen om werkende weg, per casus, samen met de samenwerkingsverbanden, scholen en schoolbesturen te onderzoeken wat nodig is. Deze ervaringen worden als input gebruikt voor het definitief inrichten van de arrangementen.
Eind 2015 is de Taskforce Thuiszitters opgericht met als doel de reductie van het aantal thuiszitters en de duur van het thuiszitten. Er worden goede resultaten geboekt; het oplossingspercentage van zaken is in 2016 gestegen van 80% naar 84%. Verder hebben we door betere registratie en samenwerking meer thuiszitters in beeld.
Indicatoren
Soort indicator (collegetarget, BBV of overig) | Beschrijving indicator | Nulmeting/ 2014 | Realisatie 2015 | Realisatie | Eindwaarde/ 2017 | Naam monitor | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
2016 | |||||||
BBV | Absoluut verzuim | Mijlpaal | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | Art. 25 rapportage van de gemeente Rotterdam aan OCW | |
Realisatie (incl. peildatum) | N.v.t. | 1,3 per 1000 leerlingen in schooljaar 2014-2015 | 1,3 per 1000 leerlingen in schooljaar 2015-2016 | ||||
BBV | Relatief verzuim | Mijlpaal | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | Art. 25 rapportage van de gemeente Rotterdam aan OCW | |
Realisatie (incl. peildatum) | N.v.t. | 57 per 1000 leerlingen in schooljaar 2014-2015 | 59 per 1000 leerlingen in schooljaar 2015-20156 | ||||
BBV | Vroegtijdig schoolverlaters zonder startkwalificatie (vsv-ers) | Mijlpaal | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | VSV-verkenner | |
Realisatie (incl. peildatum) | 3,70% | 3,10%*** | 3,10% | ||||
BBV | % Achterstandsleerlingen | Mijlpaal | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | Verweij Jonker Instituut-Kinderen in Tel | |
Realisatie (incl. peildatum) | N.v.t. | 27,2% (2012) | Geen gegevens beschikbaar | ||||
Overig – | Bereik vve: aantal 3-jarige Rotterdamse doelgroepkinderen dat een vve-programma volgt | Mijlpaal | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | Staat van het Rotterdamse onderwijs 2016 | |
Realisatie (incl. peildatum) | N.v.t. | 68% in 2014¹ | 77%2 | ||||
Overig – | VVE-kwaliteitsindicatoren van de Inspectie van het Onderwijs | Mijlpaal | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | Staat van het Rotterdamse onderwijs 2016 | |
Realisatie (incl. peildatum) | N.v.t. | 8 van de 13 indicatoren zijn niet voldoende | 2 van de 13 indicatoren zijn niet voldoende | ||||
Overig – | Kwaliteit van het onderwijs is voldoende | Mijlpaal | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | Staat van het Rotterdamse onderwijs 2016 | |
Realisatie (incl. peildatum) | N.v.t. | Zwak 4,40 %; Zeer zwak 0,5 % | Het aantal zwakke en zeer zwakke scholen is in 2016 gelijk gebleven. | ||||
Overig – | Onderwijsresultaten op het gebied van taal en rekenen | Mijlpaal | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | Staat van het Rotterdamse onderwijs 2016 | |
Realisatie (incl. peildatum) | N.v.t. | LOVS Begrijpend lezen 29,4 (M6) | LOVS Begrijpend lezen 30,5 (M6) | ||||
Overig – | Percentage bevoegde docenten | Mijlpaal | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | Staat van het Rotterdamse onderwijs 2016 | |
Realisatie (incl. peildatum) | N.v.t. | 81% | 90% | ||||
Overig – | Aantal thuiszitters | Mijlpaal | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | Staat van het Rotterdamse onderwijs 2016 | |
Realisatie (incl. peildatum) | N.v.t. | 42 | 49 thuiszitters (okt 2016) | ||||
Overig – | Percentage voortijdig schoolverlaters | Mijlpaal | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | VSV-verkenner | |
Realisatie (incl. peildatum) | 3,7% | 3,1%3 | 3,1% | ||||
Overig – | De kwaliteit van passend onderwijs, schoolmaatschappelijk werk en /of jeugdzorg | Mijlpaal | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. | Staat van het Rotterdamse onderwijs 2016 | |
Realisatie (incl. peildatum) | N.v.t. | N.v.t. | De ouders zijn redelijk tot matig tevreden. |
1 Het percentage driejarige Rotterdamse doelgroeppeuters dat een vve-programma volgde in 2014 was 68% en niet 67% zoals in Leren Loont! en begroting 2016 is opgenomen.
2Dit is een voorlopig cijfer. Definitief cijfer volgt in de feitenkaart 2016.
3Bij het jaarverslag 2015 is het voorlopige percentage van schooljaar 2014-2015 opgegeven (3,2%), uit de definitieve cijfers blijkt het percentage 3,1% te zijn.
Toelichting indicatoren
Absoluut en relatief verzuim
Het aantal verzuimmeldingen is al een aantal jaren vrij stabiel. In het absoluut verzuim zien we vooral kinderen en jongeren terug, die zonder uitschrijving in de basisregistratie naar het buitenland vertrokken zijn. Het relatief verzuim (spijbelen) doet zich vooral voor op het Voortgezet Onderwijs. De afdeling leerplicht is er ook in schooljaar 2015-2016 in geslaagd alle verzuimmeldingen op te volgen.
Vroegtijdig schoolverlaters zonder startkwalificatie
In Rotterdam daalde het aantal voortijdige schoolverlaters met 1% en kwam het percentage uit op 3,1% voor schooljaar 2015-2016 (voorlopig cijfer). Hiermee consolideert Rotterdam het goede resultaat van vorig jaar, toen nam het aantal Rotterdamse vsv’ers af met 14%. In regionaal RMC verband werkt Rotterdam met een nieuwe vsv-aanpak. De nieuwe RMC-aanpak voor 2016-2020 heeft voornamelijk als doel om uitval van kwetsbare jongeren te voorkomen en hen in beeld te houden. Het gaat hierbij om de overstappers van vmbo-BB en vmbo-leerwerktrajecten naar de entreeopleiding of mbo 2. Ook kwetsbaar zijn jongeren die van het pro en vso uitstromen naar een dagbesteding of arbeidsmarkt.
Achterstandsleerlingen
De indicator ‘percentage achterstandsleerlingen’, wordt in de set Kinderen in Tel (Verwey-Jonker instituut) niet meer opgenomen, omdat de definitie van achterstandsleerlingen niet meer aansluit op de tegenwoordige tijd. Het ministerie laat onderzoeken wat een passendere definitie zou zijn.
Leren Loont
Voor het beleidsveld onderwijs is er niet één centraal target. We sluiten met ons gezamenlijk onderwijsbeleid aan bij de specifieke doelen van de individuele scholen. Binnen het programma Leren Loont! zijn verschillende betekenisvolle indicatoren benoemd waarover alle scholen rapporteren. Afhankelijk van het schoolplan worden op verschillende indicatoren ook ambities op de korte en lange termijn geformuleerd. Over de voortgang op de verschillende indicatoren en targets rapporteert het college jaarlijks in de vorm van een onderwijsindex: de Staat van het Rotterdamse onderwijs.